De Spaanse aak is een boom van het geslacht van de Esdoorns. De Spaanse aak is een inheemse boom en kan wel 300 jaar oud worden.
Je zag de Spaanse aak niet vaak als gewone boom. Het hout van de boom werd oorspronkelijk gebruikt als hakhout voor de kachel. Voor dit doel werd de boom kort gehouden. Uit de korte boom werden de uitgroeiende takken gebruikt. Deze manier om hout te winnen werd toegepast omdat hout erg zwaar was en op deze manier konden bosarbeiders het hout zelf sjouwen. De foto hiernaast geeft je en idee hoe de boom-struik er ongeveer uitziet als je de takken steeds afzaagt. Tegenwoordig zijn er machines die zware bomen kunnen sjouwen en is deze landbouwvorm niet meer nodig. De bladeren werden gebruikt om de dieren mee te voeren.
De bladeren van de spaanse eik zijn van onderen behaard en bestaan uit 3 tot 5 slippen of lobben. Slippen of lobben zijn de plekken waar de bladeren langer zijn. Als je de bladstelen breekt zie je wit melksap. De herfstkleur van de bladeren is geel. De takken van deze boom hebben een wat sponzig uiterlijk. De boom geeft in de maand mei groengelige bloemen. De gevleugelde vruchten zijn gemakkelijk te herkennen. Ze hebben een vleugeltje en een bolletje en staan twee aan twee in het verlengde van elkaar. Iedereen kent de vruchtjes wel als de helikopertjes die je als kind in de lucht gooide en die dan draaiend naar beneden kwamen. Vinken vinden deze zaadjes heerlijk.
De Spaanse aak groeit het beste op een kalkhoudende bodem. Daarom gedijt de Spaanse aak goed in Limburg (kalksteen) en ook hier in Flevoland (door de schelpen in de grond, vroeger was hier zee). De Spaanse aak komt meestal voor aan de randen van bossen. Dit komt doordat de boom veel zonlicht nodig heeft. In het midden van het bos staan vaak andere bomen die minder zonlicht nodig hebben maar toch goed kunnen gedijen. De Spaanse aak is aangeplant op een goede plek en kan daarom goed groeien.
Gebruikte bronnen: