Plantengroei laat ook in bossen een zekere gelaagdheid zien. Globaal kun je in de meeste bossen een viertal lagen onderscheiden: boomlaag, struiklaag, kruidlaag en moslaag. Bodembedekkers zijn een onderdeel van de kruidlaag. Dit is een indeling naar de ruimte die de planten in een bos innemen.
Daarnaast is ook een indeling in tijd te maken. Globaal de voorjaarsbloeiers en de zomerbloeiers. De meeste bodembedekkers behoren tot de voorjaarsbloeiers. Ze bloeien nog voordat de bomen vol in blad staan. In deze periode kan het zonlicht nog voldoende tot de bosbodem doordringen. Door hun vroege bloei leveren de bodembedekkers in ruime mate stuifmeel en nectar aan de voorjaarsgeneratie van vele insecten waaronder solitaire bijen, hommels en vlinders.
Bodembedekkers leveren ook een bijdrage aan het reguleren van het microklimaat juist boven de bodem en in de bovenste laag van de bodem. Met de bodembedekkende functie voorkomen ze al te heftige schommelingen in luchtvochtigheid en temperatuur. Het bodemleven, voor een belangrijk deel bestaand uit schimmels, bacteriën en springstaarten, kan hierdoor het dode organische materiaal in de vorm van gevallen bladeren en takken weer omzetten tot humus.
Veel voorkomende bodembedekkers in het voedselbos zijn: speenkruid, hondsdraf, zevenblad, gevlekte dovenetel, robertskruid en klimopereprijs.
Bronnen:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Loofbos
Wilde planten flora en vegetatie in onze natuurgebieden 1/prof. dr. V. Westhoff et al.